De een kan enorm genieten van een stukje blauwschimmelkaas terwijl de ander er van gruwelt. Niet iedereen houdt van hetzelfde eten, hoe komt dit eigenlijk?

Proeven doe je met je tong. Deze spier kan behalve proeven ook voedsel verplaatsen, je gebit reinigen, je kan ermee zuigen en met dit meest bewegelijke orgaan is het mogelijk om te spreken. Het proeven van verschillende smaken doe je met hele kleine uitsteeksels op je tong. De uitsteeksels noem je de smaakpapillen en zijn zenuwuiteinden die in verbinding staan met je hersenen. Je ziet je smaakpapillen zitten op je tong, het zijn de kleine puntjes die je ziet. Deze papillen zijn eigenlijk een verzameling van kleine smaakorgaantjes, deze noemen we ook wel gustatoire sensorische organen. Maar je proeft niet alleen met je tong. Er zitten ook verschillende smaakorgaantjes in het slijmvlies van het gehemelte en de keelholte.

Smaakpapillen proeven zoete, zure, zoute en bittere smaken die in je voedsel of drinken zitten. Onlangs is er een vijfde smaak bijgekomen: Umami. Deze smaak proef je bij voedsel dat het aminozuur glutamaat bevat. Umami, wat in het Japans ‘heerlijk’ of ‘hartig’ betekent, zorgt voor een extra productie van speeksel waardoor zoet en hartige zoute smaken worden versterkt. Het klopt niet dat een bepaalde plaats op je tong een specifieke smaak oppikt. Het is dus niet dat de rechter kant van de tong alleen zout proeft, over je hele tong zijn er smaakpapillen die zout proeven. Er zijn wel een aantal soorten smaakpapillen: de papillae circumvallatae ligt achter op de tong, de papillae foliatae kan je vinden aan de achterzijkant van de tong en de papillae fungiformis en filiformis liggen verspreid bovenop de tong.

In totaal zijn er duizenden smaakpapillen. Deze papillen vernieuwen zichzelf het hele jaar door. Elke zeven á tien dagen worden ze vernieuwd. Dit komt omdat je tong regelmatig beschadigt. Als je bijvoorbeeld te warm eten eet en je tong verbrand, kunnen smaakpapillen worden aangetast.

Proeven

Herkennen wat voor een smaak er in voedsel zit gaat niet zomaar. Speeksel in je mond speelt een belangrijke rol bij het proeven. Speeksel lost vast voedsel voor een deel op. Via het speeksel worden de smaakstoffen naar de smaakorgaantje getransporteerd. De smaakpapillen worden op deze manier geprikkeld. Vervolgens sturen ze via zenuwen een signaaltje naar je hersenen en deze doen een zogenaamde smaakwaarneming. Je hersenen proeven dus uiteindelijk wat je eet. Het is niet alleen je tong waarmee je proeft. Proeven doe je namelijk in combinatie met je neus. Er wordt wel gezegd dat wat we proeven voor 95% wordt bepaald door je reukvermogen. Je merkt ook wel dat wanneer je verkouden bent het eten net iets minder smaakt.

Smaak

Waarom je bepaalde dingen wel lekker vindt en andere dingen niet heeft met verschillende dingen te maken. Toch begint iedereen met dezelfde smaakvoorkeur. Als baby ken je namelijk maar één smaak en dat is die van melk. Het is belangrijk dat een kind wanneer het zijn eerste hapjes krijgt verschillende smaken binnen krijgt. Op deze manier ontwikkelt een kind zijn smaak. Een baby zal niet gelijk alles lekker vinden. Het eerste wat een pasgeborene binnenkrijgt, moedermelk, is zoet van smaak. Zo ontstaat er een natuurlijke afkeer tegen zout omdat het kindje hier niet aan gewend is. In de loop van je leven ontwikkel de voorkeur voor smaken.

Welke smaken je lekker vindt wordt behalve door gewenning ook beïnvloed door geur, geluid en invloed van gedachten en meningen over producten. Bij hard geluid zou zoet of zout eten minder worden gewaardeerd, dat blijkt uit Amerikaans onderzoek. Knapperig voedsel wordt juist meer gewaardeerd bij harde muziek. Ten slotte kunnen ook gedachten en meningen over bepaalde producten de smaak beïnvloeden. De indruk die je hebt van bepaald eten stuurt de smaakervaring.

Sophie Moerland