Het gebruik van doping blijft een ‘hot topic’. Elk jaar met de Tour de France staat het weer volop in de belangstelling. En ieder jaar weer zijn er twijfelgevallen: heeft hij nou wel of niet doping gebruikt. Blijkbaar is het voor sommige stoffen heel moeilijk om vast te stellen of het om een normale waarde in het lichaam gaat, of dat er wat extra van een stof is toegediend. Hoe komt het nou dat dit zo moeilijk is?

Doping

Dopingmiddelen zijn stoffen waarvan het gebruik verboden is. Een stof wordt op de dopinglijst geplaatst als het aan twee van de drie volgende drie criteria voldoet. De stof of methode:

  • werkt prestatiebevorderend
  • is schadelijk voor de gezondheid
  • of is in strijd met de waarden en normen van de sport.

    Wat zijn de problemen?

    Sommige dopingsmiddelen zijn ook lichaamseigen hormonen. Je kan hierbij denken aan bepaalde hormonen zoals testosteron, EPO of het groeihormoon. Testosteron wordt snel door het lichaam afgebroken en de concentratie ervan heeft een wisselend dag- en nachtritme. Bovendien zijn er grote verschillen in de concentratie testosteron tussen de verschillende mensen. Met het bepalen van de concentratie testosteron kan dus niet gesteld worden of een hoge concentratie lichaamseigen is, of dat iemand doping heeft gebruikt.
    Ook bij andere hormonen zoals groeihormoon of EPO treden dit soort problemen op.

Ook zijn er een aantal maskerende stoffen. Dit zijn stoffen die de aanwezigheid van andere dopingmiddelen in bijvoorbeeld de urine kunnen later verminderen, waardoor bij dopingcontroles normale waarden worden gevonden. Deze staan overigens ook op de dopinglijst.

Wat wordt eraan gedaan?

Er worden tegenwoordig steeds meer nieuwe technieken ontwikkeld om het gebruik van dit soort stoffen aan te tonen. Er wordt hierbij bijvoorbeeld niet gekeken naar de concentratie van het testosteron, maar of het testosteron natuurlijk of synthetisch is. Dit wordt gedaan door naar de structuur van de stof te kijken. Zo worden steeds meer testen ‘uitgevonden’ die dopinggebruik aan kunnen tonen.

Hedwig Kikkert