Wanneer iemand depressief is, is er sprake van een sombere stemming en minder plezier. Een depressie heeft dus te maken met onze stemming en met gevoelens. Het is moeilijk voor te stellen hoe geneesmiddelen daar invloed op kunnen hebben. Toch kunnen depressieve mensen baat hebben bij medicijnen. Hoe kan dat?

Er worden ruwweg drie groepen antidepressiva onderscheiden: de tricyclische antidepressiva (TCA’s), de (selectieve) serotonine heropname remmers (SSRI’s) en de mono-amine-oxydase remmers (MAO-remmers). De precieze werking van deze groepen antidepressiva is helaas nog steeds onbekend. Wel weten we ongeveer wat er gebeurd.

Hoewel er dus drie groepen worden onderscheiden, doen de TCA’s, de SSRI’s en de MAO-remmers in principe hetzelfde. Ze zorgen ervoor dat er een grotere hoeveelheid neurotransmitters in de synapsspleet blijven. Dit kan je je als volgt voorstellen:

De hersenen geven allerlei signalen aan je lichaam via de zenuwen. Een zenuw kan dat signaal doorgeven aan een andere zenuw door middel van een stofje, de neurotransmitter, wat de tweede zenuw vervolgens opneemt. In de tijd dat de neurotransmitter tussen de twee zenuwen in zit (de synapsspleet), wordt de neurotransmitter afgebroken of heropgenomen, zodat het signaal eindigt en niet continu doorloopt. Antidepressiva zorgen ervoor dat de afbraak of de heropname geremd wordt. Hierdoor blijft er meer neurotransmitter in de synapsspleet zitten, waardoor het verandert.

De tricylische antidepressiva en de SSRI’s zorgen voor een remming van de heropname van de neurotransmitters norepinefrine en serotonine en zorgen de MAO-remmers voor een remming in de afbraak van norepinefrine, serotonine en dopamine.

Hedwig Kikkert