Duizeligheid is moeilijk te omschrijven. Maar iedereen weet wat duizeligheid is, iedereen is namelijk wel eens duizelig geweest. Onder duizeligheid wordt in het algemeen verstaan het gevoel dat beleefd wordt als de relatie tot de ruimtelijke omgeving verstoord is.

Als het lichaam normaal werkt krijgt iedere persoon informatie binnen over de ruimte om zich heen en hoe hij zich daar in bevindt. Als deze informatie niet klopt voel je je duizelig.

De informatie over hoe je je in de ruimte bevindt wordt geleverd door bepaalde organen:

  • De evenwichtsorganen.
  • De ogen.
  • De spieren.

Het evenwichtsorgaan ligt vlakbij het gehoorscentrum. Het vormt met het binnenoor het slakkenhuis. Het evenwicht registreert de stand van het hoofd en de verandering in snelheid van het hoofd. Met je ogen kijk je naar je omgeving de informatie die je ogen binnen krijgen wordt o.a. gebruikt voor evenwicht. Dit is makkelijk aan te tonen. Doe je ogen maar eens dicht en probeer dan op een been te gaan staan. Dit is veel moeilijker dan op een been staan met je ogen open.

In de spieren zitten de zogenaamde spierspoeltjes. Deze registreren de rek in je spieren. Door de informatie van deze orgaantjes te combineren ontstaat er een beeld van de stand van het lichaam en van het hoofd ten opzichte van het lichaam.

Al de informatie uit de evenwichtsorganen, ogen en spieren wordt verwerkt in de hersenstam en het cerebellum (kleine hersenen). En vormen zo een beeld van het lichaam ten opzichte van de ruimte. Vanuit de hersenstam en het cerebellum gaan prikkels naar de spieren zodat je spieren het evenwicht kunnen behouden.

Ook gaan er signalen met informatie naar de grote hersenen. In de grote hersenen zit namelijk het bewustzijn. Als deze signalen niet bekend zijn of verkeerd zijn ontstaat het gevoel van duizeligheid.

Frank den Heijer